Beeldvorming:
- breking door de cornea, ooglens
- omgekeerd, verkleind beeld op de retina
- lichtprikkels ⇾ zenuwprikkels ⇾ hersenen
- referentiepatronen
Het oog ontvangt lichtprikkels en bundelt ze tot een verkleind en omgekeerd beeld, dat op de retina wordt geprojecteerd. Hier worden de lichtprikkels omgezet in zenuwimpulsen, die doorgestuurd worden naar de hersenen, waar het eigenlijke zien in feite plaatsvindt.
Een oog zonder enige optische afwijking noemt men een emmetroop oog.
Indien de beeldvorming niet correct verloopt en ht oog m.a.w. een optische fout maakt, spreekt metn van een ametroop oog. We onderscheiden in hoofdzaak: Myopen (bijzienden) , Hypermetropen (verzienden), en Astigmaten.
De beeldvorming in de hersenen wordt ondersteund door andere waarnemingen en ervaringen.
Zo is het bijvoorbeeld typisch dat men 's nachts het gras toch groen ziet, hoewel in het donker de kegeltjes (lichtgevoelige cellen van het netvlies, verantwoordelijk voor het kleurenzien) niet eens kunnen functioneren.
Men "weet" dus eerder dat het gras groen is, dan dat men het werkelijk ziet.
Het oog wordt vergeleken met een fototoestel. De cameralens kan worden vergeleken et de cornea en de kristallens, het diafragma met de pupil en de film binnenin het toestel met het netvlies.
Merk op dat ook bij de camera een omgekeerd beeld wordt gevormd.